maandag 31 oktober 2011

Hoe zit dat nu met de overdrachtsbelasting. Moet ik nu 2% of 6% betalen?!?

De ministerraad heeft op vrijdag 1 juli 2011 bekend gemaakt dat de overdrachtsbelasting gaat wijzigen. De overdrachtsbelasting is tijdelijk van zes naar twee procent verlaagd.

Hiermee wil het kabinet het vertrouwen op de woningmarkt versterken en doorstroming voor huurders en kopers bevorderen. De overdrachtsbelasting gaat voor één jaar (in de periode van 15 juni 2011 tot 1 juli 2012) omlaag van zes naar twee procent. Het moment van de juridische overdracht is daarbij bepalend.

Het kabinet wil het eigenwoningbezit bevorderen omdat dit bijdraagt aan:
• Het opbouwen van eigen vermogen;
• De zelfredzaamheid van burgers;
• De leefbaarheid van buurten en wijken.

Maar voor welke onroerende zaken geldt dit nu:
De maatregel ziet uitsluitend op de verkrijging van woningen of van rechten waaraan deze zijn onderworpen. Onder woningen wordt in dit kader verstaan onroerende zaken die naar hun aard zijn bestemd voor bewoning door particulieren. Dus ook voor bedrijfswoningen. Het maakt geen verschil of de koper de woning zelf gaat bewonen of dat de koper de woning gaat verhuren aan een particulier.

De ondergrond en de tuin behoren tot de woning. Tot de woning behoren ook aanhorigheden zoals garages, schuren, serres, aan- en uitbouwen, tuinhekken en dergelijke die zich bevinden op hetzelfde perceel als de woning. Een garage die tot hetzelfde gebouwencomplex als de woning behoort, wordt ook tot de woning gerekend.
Ook als een woning tijdelijk leegstaat en wordt verkocht blijft de maatregel voor 2% van kracht. Tevens is de maatregel van 2% van toepassing op recreatiebungalows.

Als de onroerende zaak qua oppervlakte nagenoeg geheel (90% of meer) bestemd is voor bewoning, kan voor de verkrijging van de gehele onroerende zaak het tarief van 2% worden toegepast.

Voor onroerende zaken die niet geheel zijn bestemd voor bewoning geldt het volgende:
Uitgangspunt is dat uitsluitend over de waarde van het deel dat voor particuliere bewoning is bestemd het tarief van 2 procent wordt toegepast.

Voorbeelden van onroerende zaken waar de 2% regeling niet voor geldt:
Niet als woning aan te merken gebouwen zijn in ieder geval:
• bedrijfsgebouwen en –ruimtes;
• afzonderlijke garageboxen;
• hotels/pensions;
• asielzoekerscentra;
• een onroerende zaak die bestemd is voor gebruik als een verpleeg- of verzorgingsinstelling of ziekenhuis;
• internaten;
• grond bestemd voor woningbouw.

Voorbeeld:
U koopt een camping met bedrijfswoning. De bedrijfswoning valt onder de 2% regeling en de camping valt onder de 6% regeling. De koopsom zal in dit geval moeten worden gesplitst in een gedeelte voor het woonhuis en een gedeelte voor de camping.

Is er nog wel vraag naar mijn bedrijf?

Nu de financiële markten op hun grondvesten schudden leeft deze vraag mogelijk ook bij u.

De vastgoedsector heeft het zwaar en de woningmarkt lijkt met maatregelen als de tijdelijke overdrachtsbelastingmaatregel niet uit het slop te trekken.
Voor bedrijfsmatig vastgoed geldt ook dat leegstand van kantoorruimtes en gebrek aan opname van bedrijfsruimten de financiële malaise nog altijd deze sector in zijn greep houdt.

Exploitatiegebonden onroerend goed is, in tegenstelling tot de woningmarkt waar de waarde vooral op emotionele gronden is gebaseerd en de overig bedrijfsmatig onroerend goed waar het aanbod groot is en de gebruiksmogelijkheden veel ruimer zijn, te boordelen op rendement. Een ratio die inzichtelijk is en ondanks een veranderende sector vanaf 2008 nog steeds consistent is in haar omzet.
De vraag naar bedrijven met een gezonde exploitatie blijft dan ook en wij merkten ook dit jaar dat transacties van dergelijke bedrijven met regelmaat plaatsvinden. Banken zijn bereid, mits zij de goed ondernemer tegenover zich treffen die een goed businessplan en gezonde cijfers van het over te nemen bedrijf presenteren, de financiering te willen doen.

Veel vraag is er ook naar de kleinere recreatiebedrijven waar als gevolg van een beperkte bedrijfsomvang en het woongenot het rendement niet toereikend is en de eigenaar veelal een ander inkomen naast de bedrijfsmatige activiteit heeft. Hier speelt het probleem van de idealist en de ‘ik vertrek types’ die onvoldoende eigen financiële middelen hebben voor de noodzakelijke eigen inbreng. De gedachte dat een bank nog altijd het grootste deel wil financieren maakt dat deze categorie kopers relatief het meeste aandacht vergt. De makelaar is dan de aangewezen partij om dit zoekproces in een beginstadium te staken.

Er is een groeiende groep kandidaat kopers die vanuit een geheel andere branche de recreatiesector als serieuze sector ziet en bereid is hier in te investeren. Een beperktere groep, veelal bestaande uit ondernemers die door de verkoop van hun bedrijf substantieel eigen vermogen hebben dat men bereid is te investeren. Een groep ook die in staat is om een belangrijk deel van het aanbod ‘aan te kunnen’ maar kritisch is ten aanzien van resultaten, uitstraling van het bedrijf, locatie, toekomstperspectief etc.

Tenslotte is er een beperkte groep kopers die in staat is de bedrijven op de beste locaties ongeacht de omvang te verwerven. Deze groep is ook heel divers en varieert van succesvolle recreatieondernemers tot bouw- en ontwikkelingsmaatschappijen. Verkooptrajecten zijn langdurig en afhankelijk van het aangeboden bedrijf zijn de transacties gecompliceerder. Ontwikkelingspotentie en bijbehorende bestemmingsplanproblematiek maken dat gedeeltelijke transacties, samenwerkingsvormen of uitgestelde betalingen leiden tot koopovereenkomsten met die een deskundige begeleiding vergen waarbij de makelaar zijn rol veelzijdig is en vaak in samenspraak met andere adviseurs leidt tot het gewenste resultaat.
Download de brochure Stel een vraag